De kronieken van liefde, lust en afzien – Maria – 12

Tureluurster/ januari 17, 2024/ Geen categorie/ 0 commentaren

Maria schonk zichzelf nog eens bij – iets matiger dan de vorige keren. ‘Op Fons en op uw ma!’
‘Mijn ma? Wat heeft die ermee te maken?’
‘Dat hoort ge nog wel. Alles op zijn tijd, kind! Eerst de bakker en zijn vrouw. Dat vrouwmens had me inderdaad herkend. Nog voor ik de deur van de auto had dichtgetrokken, schalde haar stem over de parking. Allez, eigenlijk was er in die tijd nog geen echte parking. Die kwam pas later, maar ge weet wat ik bedoel. “Maria! Maria? Wie is die vent daar bij u?” Ik reageerde niet, maar in de achteruitkijkspiegel zag ik dat alle mensen die uit de bus waren gestapt onze kant uitkeken, en dat madam Vergif op weg was naar onze auto. Voor mij was het erop of eronder. “Rijden,” zei ik tegen Fons. “Weg van hier, zo rap als ge kunt!” Hij had niet door wat er aan de hand was, maar de paniek in mijn stem was voldoende voor hem. Hij scheurde weg als een gangster uit een film van James Bond. Met piepende wielen, alles erop en eraan. Ik zat in tweeën geplooid op de voorbank, ik kon dus niets ziet, maar – vertelde hij mij achteraf – het scheelde geen haar of hij had dat mens uit haar sandalen gereden. Een kilometer of vijf verder stopte hij. We zijn huilend van het lachen in elkaars armen gevallen, en we hebben ‘het’ gedaan. Langs de kant van de weg, waar iedereen ons kon betrappen. Beter dan die keer is het nooit meer geweest.’ Ze nam nog een klein slokje, haalde diep en hoorbaar adem.

‘Dat is een film op zijn eigen.’ Ik nam ook nog een slok. ‘Op jou, op Fons, op jullie liefde. Santé, Maria!’
‘Merci.’ Ze keek me aan, lang en intens. Ik werd er een beetje ongemakkelijk van. ‘Weet ge, kind. Ik heb veel geleerd uit dat incident. Ik vertelde het aan Jacques, en hij deed verslag aan Emiel. We besloten aan één zeel te trekken, en dat was nodig. Madam Vergif viel aan van zodra we weer thuis waren, en dat is ze blijven doen tot haar dood, dertig jaar later. Wij – Emiel, Jacques en ik – zijn altijd blijven ontkennen. Ze is hoogstwaarschijnlijk in verwarring gestorven.’
‘En waar past mijn ma in dit verhaal?’
‘Uw ma?’ Ze knipoogde. ‘Ik vertelde het haar. Ik MOEST het iemand vertellen, snapt ge dat?’
Ja, ik snapte het.
Maria nipte nog eens van haar glas. ‘En toen zei uw moeder. “Pas dit eens.” Ze plukte een bloemenkleedje en een felgroene trui uit het rek.
‘Allez, Juliette,’ antwoordde ik, ‘dat is toch niets voor mij.’
“Doe het toch maar,” zei ze.
Ik deed het, en ik herkende mezelf niet. Dat zei ik haar ook.
“Dat was de bedoeling,” lachte ze. “Als gij uzelf niet herkent, zullen anderen u ook niet herkennen. En doe ook iets aan uw haar als ge op stap gaat met uw amant.” Uw moeder was een wijze vrouw.’

Ik zat paf, met verstomming geslagen, verbijsterd eigenlijk. Mijn ma bleek kwaliteiten te hebben die ik met de beste wil van de wereld niet had kunnen verzinnen. Daarover zou ik haar toch eens aan de tand moeten voelen.

(wordt vervolgd)

(op de foto: mijn dochter in een jurkje van mijn ma uit de late jaren zestig – een jurkje dat mijn ma nooit zou hebben aangetrokken in haar winkel)

 

Deel dit bericht

Reageer hier