Zot zijn enzovoorts, nummer 8 – de eerste nacht.

Tureluurster/ juni 16, 2022/ Schrijven en ik/ 0 commentaren

Zoals ik al schreef… de rest hoorde ik niet meer, want op dat moment schoof mijn lief de zijdeur dicht en begon zich uit te kleden. Op ‘zijn liefs’: hier een schoen, daar een trui, nog ergens anders een paar sokken…
Mijn hoofd dat al zoveel moeite had moeten doen om te accepteren dat de slaapkamer gekrompen was tot een bed sloeg op tilt. ‘Nee!’
‘Wat nee?’
‘Die spullen moeten dáár.’ Ik plukte zijn sokken van het dashboard (voor ze de kans kregen te veranderen in buitenaardse beesten), griste zijn jeans van het frigootje en propte ze in het kastje boven zijn hoofd. Toen probeerde ik me tussen de voorstoelen te wurmen om zijn schoenen te pakken. Mijn voet bleef haperen in de draaglussen van zijn rugzak en ik smakte met mijn voorhoofd tegen de achteruitkijkspiegel.
‘Wat doe je nu?’
‘Me verongelukken. Wat anders? Hoe moet ik in godsnaam vannacht naar de wc als jij de tien centimeter leefruimte die ons nog rest, volstapelt met rommel!’
Er groeide een dikke frons tussen zijn wenkbrauwen. ‘Niet de dictator uithangen, hé?’ Ik moet er belabberd hebben uitgezien, want zijn gezicht verzachtte. ‘Oké.’ Hij verzamelde de rest van zijn spullen, borg ze weg. ‘Kom, kom slapen. Je ging volgzaam zijn, toch?’ Hij grijnsde.
Ik grijnsde terug, maar niet van harte.

Tegen de tijd dat ik was uitgekleed (geknield op bed, met ongeveer evenveel bewegingsruimte als een sardien in blik) parelde het zweet op mijn voorhoofd. Gelukkig kon ik er het grappige van inzien, dankzij de Calvados allicht. ‘Allez man, zie me hier bezig. Tegen het eind van de vakantie ben ik een slangenmens.’ Ik wroette me onder het deken.
‘Knus.’
Ik had een ander woord in gedachten, hield het bij ‘mmm.’
‘Mag het licht uit?’ Hij voegde meteen de daad bij het woord.
En daarmee begon de slechtste nacht uit de geschiedenis van Verhelst…

Deel dit bericht

Reageer hier