Kroniek van een aangekondigd afscheid – 6: een beetje Poetinisme…
Ik ga op zoek naar iemand die vragen kan beantwoorden, word overal met de glimlach wandelen gestuurd. De ene mag niet, de andere kan niet, de volgende moet dringend… Ze wijst naar de zoemende gsm in haar hand. ‘Mijn vraag is even dringend,’ zeg ik. ‘Wordt mijn ma terug ma of blijft ze kamerplant?’
… Haar ogen worden groot en rond. ‘Mevrouw…’ stottert ze. ‘U bent?’
… ‘De dochter van mevrouw Laureys. Kamer vijf.’ Ik schaam me een beetje. Het kind is waarschijnlijk nog geen dertig en duidelijk overstuur. ‘Ik wilde niet cru zijn,’ zeg ik, ‘al was ik dat helaas wel, maar ik wil antwoorden. Nu.’ Ik keer terug naar de kamer.
Vero en Theo (pa en ma van Olivier) zijn ook gearriveerd. ‘Ma, kan oma nog steeds niet praten? Verstaat ze ons?’
… Nog voor ik kan antwoorden, gaat de deur open. ‘Dokter Claes. Jullie wilden een familiegesprek?’
… ‘Ja,’ zeg ik.
… Hij richt zich tot Vero. Dat zal hij blijven doen, het hele gesprek lang. En ja, ik begrijp dat. Mijn dochter is ongeveer van zijn leeftijd en behoorlijk attractief. Ik kijk ook liever naar haar dan naar mezelf. Toch stoort het me mateloos, maar ik durf er niets van te zeggen. Stel dat hij wegloopt? Dan moet ik weer van voor af aan beginnen.
… ‘Dus,’ zegt Vero. ‘Oma’s spraakcentrum is geraakt, en u weet niet of dat goed komt, omdat u nog geen tijd gevonden hebt om de scan van drie dagen geleden te interpreteren. Juist?’ Hij knikt, niet op zijn gemak. ‘Begrijpen kan ze wél,’ vervolgt Vero. ‘Haar taal is niet helemaal weg?’
… ‘Kan ze denken?’ vraag ik.
… Hij kijkt even op, keert zich weer naar Vero. ‘U bedoelt?’
… ‘Mams vroeg of oma zelf woorden kan bedenken en vormen in haar hoofd – zonder die te kunnen formuleren?’
… ‘Of?’ zegt hij.
… ‘Of kan ze enkel geformuleerde woorden verstaan, en daarop woordeloos reageren?’
….Er begint vanbinnen in mij iets te gloeien. Echt, dat kind kent me bijna evengoed kent als ik mezelf ken.
… ‘Is dat belangrijk?’ vraagt dokter Claes (voor mij – vanaf dat moment – ‘Onbenul Claes’)
… ‘Ja.’ We zeggen het alle drie tegelijk, Vero, Theo en ik.
… ‘Dat kan ik pas zeggen als ik…’
… ‘De scan heb bestudeerd?’ zegt Vero op een toon die hem helemaal van zijn stuk brengt.
… ‘Ja,’ zegt hij, en vlucht de kamer uit.
Twee uur later nemen we afscheid van ons ma. Knuffels en verdrongen tranen, beantwoord met geknipper, wenkbrauwboogjes en af en toe een oogrol van frustratie. Die frustratie zit er bij mij ook. Ik voel het in mijn spieren, hoor het aan mijn stem. Ik straal het blijkbaar ook uit. In de bomvolle trein, op weg naar huis, blijven mensen liever staan dan tegenover mij te komen zitten.
… Prima, denk ik. Rot maar lekker op.
… Een beetje Poetinisme is me helemaal niet vreemd.
(wordt vervolgd)