De blanken ginder waren niet veel soeps. Grijs gerimpelde vrouwen, dor als zomergras, dikbuikige mannen met roodvervelde neuzen. Desondanks bleef ik bij hen.
Familie had ik niet meer. Op een kwade dag had mijn vader besloten ons dorp te ruilen voor de stad. We verzamelden onze schaarse bezittingen en volgden hem. De reis duurde langer dan verwacht. Het regenseizoen overviel ons. Nat en moe sjokten we voort. Niemand van ons besteedde enige aandacht aan de slingerende vrachtwagen. De geest van mijn overgrootvader, de dappere die de krokodil overwon, redde mij …

Hoeveel geloof moet er worden gehecht aan de autobiografische notities van een geboren leugenaar? Mboya is zwart, van het mannelijke geslacht en gek op vrouwenvlees. Hij valt voor Inge, een blonde ijsprinses die smelt in de mond, maar de kachel aanmaakt met zijn dierbare herinneringen omdat zijn verhaal niets te maken lijkt te hebben met het hare. 
Niets is wat het lijkt!

 


Reacties in de pers

  • ‘De uitdaging waarvoor debutante Ingrid Verhelst koos, was geen geringe (…) een technisch stukje maatwerk.’ (De Morgen)
  • ‘De verzamelde fantasie van Ingrid Verhelst leverde een sterke roman op die je in één adem uitleest, weglegt, en weer ter hand neemt.’ (De Gentenaar)