Reizen en zo – 4
We rijden Beauvais binnen langs de ‘goede kant’. Net om de hoek van de straat waar we parkeren treffen we het oudste huisje van de Oise-streek. Afgebroken op een plek die ik me niet herinner, en steen na steen, balk na balk heropgebouwd in de schaduw van de adembenemende kathedraal Saint-Pierre. Een godshuis met afmetingen die je zou verwachten in een stad als Parijs, niet in een uit de kluiten gewassen dorp. We vergapen ons aan de prachtige glas-in-loodramen en vooral aan de astronomische klok, hoger en breder dan mijn huis!
Van daar wandelen we naar het vroegere bisschoppelijke paleis dat staat te blinken in de zon. Ik zoek de juiste hoek om een foto te maken, struikel over de voeten van een man die onderuitgezakt tegen een boom zit. Hij reageert niet. Zijn ogen staan halfopen, zijn lippen zitten vol korsten en kleine wondjes. Is hij dood? Ik deins achteruit. Dan valt mijn blik op zijn kruis. De rits van zijn broek staat open, zijn penis steekt erdoorheen; groot formaat, in vol ornaat. Niet dood dus, want voor zover ik weet, kunnen doden geen erectie hebben. ‘Wat doen we?’ vraag ik. ‘Dat is toch geen zicht, stel dat er kinderen passeren.’
Didier plukt een toeristische folder uit een info-kastje en plooit die open over de vlaggenmast van de man. ‘Voilà,’ zegt hij, ‘opgelost.’ Dan begint hij ongecontroleerd te hikken van het lachen. Ik volg zijn blik, schiet ook in de lach. De folder heeft zich omhooggewerkt tot een tentje, met op de voorkant de tekst: les meilleurs de Beauvais.
We haasten ons weg, en gaan op zoek naar een gezellig terrasje. Die zoektocht valt dik tegen. Behalve de kathedraalbuurt heeft Beauvais niets te bieden. Het is nog lelijker dan Merchtem en compleet zielloos. Het plein waar we uiteindelijk iets drinken, lijkt een stenen woestijn.
… ‘Waar slapen we vannacht?’ vraagt Didier.
… ‘Geen idee.’
… ‘Hoezo? Het is al halfzes.’
… ‘Jij wou toch op den bots? Kijk,’ ik wijs naar een blokkendoos aan de overkant van het plein. ‘Dat is een hotel. Proberen?’
… ‘Hier? Allez, zeg!’
… ‘Grapje.’ Ik vis mijn telefoon uit mijn sacoche, open de app van booking.com. ‘Lijkt dit je iets?’ Ik toon hem de foto’s van een hotelletje in Chaumont-en-Vexin. ‘Wat denk je?’
… ‘Hoelang rijden?’
… ‘Twintig minuten.’
… ‘Reserveer maar.’
… ‘Nee, we gaan er gewoon naar toe.’
… ‘En als er geen plaats meer is?’
… ‘Dan slapen we op den bots, in de auto.’
… Hij kijkt me lang aan. ‘Verhelst, gij zijt écht niet te doen, maar misschien is het daarom dat ik u graag zie.’
(wordt vervolgd)